Jon | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Het Spel der Tronen hoofdstuk | ||||||||||
POV | Jon Sneeuw | |||||||||
pagina | 512 (Andere versies) | |||||||||
Hoodstuk chronologie(All) | ||||||||||
|
Jon VII is het tweeënvijftigste hoofdstuk van het boek Het Spel der Tronen. Het hoofdstuk wordt verteld vanuit het oogpunt van Jon Sneeuw.
Samenvatting[]
Jeremie Rykker identificeert de lijken die gevonden zijn terwijl Jon Sneeuw erbij staat. Spook had de lijken gevonden. Jeor Mormont vraagt zich af waarom deze twee lijken nog niet eerder waren gevonden zo dicht bij de Muur. Volgens Rykker zijn ze door een bijl gedood. Er wordt gedacht dat ze gedood zijn door de Wildlingen.
Ook Samwel Tarling geeft zijn mening over de doden. Deze wijst hen op het droge bloed. Ook de lijklucht ontbreekt. Een van de wachtruiters oppert dat de lijken verbranden moet worden, maar er wordt anders beslist de lijken worden mee naar Slot Zwart genomen.
Met één lange stoot kwamen de broeders terug bij Slot Zwart. Na hun aankomst werd Mormont weggeroepen om een brief die aankwam, Donal Nooy wenst hem sterkte. Pypar vertelt hem dat de koning dood is. Jon wordt al snel door Mormont geroepen. Deze vertelt hem het nieuws over de koning en over zijn vader, dat Jon schokt. Mormont geeft hem nog de tip mee om geen dwaze dingen in zijn hoofd te halen.
Alliser Doren wrijft hem nog even de feiten in. 's Nachts wordt hij wakker van Spook. Hij besluit met de wolf op onderzoek te gaan. Boven komt hij het wandelende lijk van Othor tegen. Samen met Spook gaat hij het gevecht aan. Pas met vuur kan hij het lijk verslaan.