Eddard VI | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Het Spel der Tronen hoofdstuk | ||||||||||
POV | Eddard Stark | |||||||||
pagina | 254 (Andere versies) | |||||||||
Hoodstuk chronologie(All) | ||||||||||
|
Eddard VI is het zeventwintigste hoofdstuk van het boek Het Spel der Tronen. Het hoofdstuk wordt verteld vanuit het oogpunt van Eddard Stark.
Samenvatting[]
Tijdens een zitting van de Kleine Raad wordt de overlast besproken van het aanstaande toernooi. De bevelhebber van de stadswacht, Janos Slink, eist meer mannen en Eddard zegt hem die toe. Niet snel daarna wordt de vergadering geschorst. Het aankomende toernooi eiste veel van Eddards aandacht op en hij verlangt terug naar zijn Winterfel.
Als hij in zijn toren terug is gaat hij verder in het boek van Grootmaester Malleon. Hij wordt al snel gestoord door Jory Cassel. Jory deelt ook mee dat hij Huig heeft gevonden, maar niet wilde meewerken. Van een dienstknaap van Jon Arryn had Jory wel vernomen dat de oude Hand vaak uit rijden ging met Stannis Baratheon.
Eddard besluit om een bezoek te brengen aan de smid die Arryn eerder heeft bezocht. Tijdens zijn tocht door de stad ziet hij de aankomst van Beric Dondarrion. De smid Thobo Mott verteld Eddard veel over zijn verdiensten, als Eddard hem confronteert met het bezoek van Jon Arryn verteld de smid hem dat ze voor de jongen kwamen. Hierop besluit hij ook een kijkje te nemen bij Gendry, de jongen in kwestie. Eddard komt erachter wat de reden was van het bezoek van Arryn en ontdekt het zelf ook. De jongen Gendry is een bastaard van Robert Baratheon.