De Laatste Reus is een bekend lied onder de Wildlingen.
Tekst[]
- Ach, ik ben de laatste der reuzen, mijn volk, het is niet meer.
- De laatste grote bergreus, van de heersers van weleer.
- Het kleinvolk ontstal me mijn heuvels, mijn stromen en mijn woud.
- Het viste mijn vis weg en heeft er door mijn dalen een muur gebouwd.
- Hun vaar brandt in stenen zalen,
- in smidse worden speren gewet.
- Maar ik zwerf alleen door de bergen,
- en tranen begeleiden mijn eenzame tred.
- Ze jagen op mij, met honden bij licht,
- bij donker met toortsen voor beter zicht.
- Want zij zijn klein, en dat zullen ze zijn.
- tot de laatste der reuzen, terneer geveld ligt.
- Gedenk dan de woorden van dit gezang:
- zodra ik verdwenen ben zal het vervagen
- en duurt de stilte eindeloos lang.[1]