| Bran I | |||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Het Spel der Tronen hoofdstuk | |||||||
 | |||||||
| POV | Bran Stark | ||||||
| pagina | 19 Luitingh Fantasy (Andere versies) | ||||||
| Hoodstuk chronologie(All) | |||||||
| |||||||
Bran I is het eerste hoofdstuk van Het Spel der Tronen. Het wordt verteld vanuit het oogpunt van Bran Stark. Het hoofdstuk begint in het negende jaar van de zomer.
Samenvatting[]
Bran is samen met twintig andere mannen – waaronder zijn broer Robb, bastaardbroer Jon en vaders pupil Theon – getuige van een executie. De man die geëxecuteerd wordt, is een deserteur van de Nachtwacht (hoogstwaarschijnlijk Gared uit de Proloog). Eddard, Bran's vader, ondervraagt de deserteur kort. Jon adviseert Bran om niet weg te kijken aangezien zijn vader dat zal merken. Eddard hakt het hoofd van de deserteur af en Theon schopt het lachend weg.
Op de terugweg naar Winterfel spreken Jon en Robb elkaar tegen over of de deserteur bang was of moedig stierf. Vervolgens rijden ze weg terwijl Bran met zijn vader praat. Eddard vraagt aan Bran of hij weet waarom hij het hoofd zelf eraf hakte. Als Bran daar geen antwoord op heeft, legt zijn vader uit dat de Eerste Mensen geloven dat degene die een man ter dood veroordeelt zelf de executie moet uitvoeren.
Jon keert kort daarna terug om de groep te laten zien wat hij en Robb gevonden hebben. Ze vinden het lijk van een Reuzenwolf en vijf puppy's, drie mannetjes en twee vrouwtjes. Eddard wil ze eerst doden maar Robb, Jon en Bran zijn tegen. Jon zegt dat het een teken is en dat de vijf puppy's bestemd waren voor Eddards vijf wettiggeboren kinderen. Eddard stemt toe maar de kinderen moeten de Reuzenwolven wel zelf voeden en africhten. Als de groep vertrekt, hoort Jon een geluid en vindt een zesde puppy: een albino met rode ogen. Jon houdt hem voor zichzelf.
Personages[]
Plaatsen[]
Huizen[]
Overige termen[]
Sjabloon:Interlinks