| Bran | ||||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| De Strijd der Koningen hoofdstuk | ||||||||||
 | ||||||||||
| POV | Bran Stark | |||||||||
| pagina | 357 (Andere versies) | |||||||||
| Hoodstuk chronologie(All) | ||||||||||
| ||||||||||
Bran IV is het achtentwintigste hoofdstuk van het boek De Strijd der Koningen. Het hoofdstuk wordt verteld vanuit het oogpunt van Bran Stark.
Samenvatting[]
Bran Stark is getuige van hoe Mira Riet Zomer voor de gein probeert te vangen. De familie Riet was na het feest gebleven in Winterfel. Zij waren zijn metgezellen geworden.
Na het spel vertelt Jojen Riet dat hij groene dromen heeft en vraagt hij aan Bran om over zijn dromen te vertellen. Jojen wilt dat zij de Drie-ogige Kraai gaan zoeken. Uiteindelijk was Bran het beu om het over zijn dromen te hebben. Toch bleef Jojen doorvragen. Doordat Bran boos werd kwam zijn schrikwolf ook in actie en bedreigde de Riets.
Bran besluit naar maester Luwin te gaan en hem om raad te vragen. Deze vertelt hem dat magie niet meer bestaat, althans niet meer in de vorm zoals die bestond in de tijd van Kinderen van het Woud. Later op de avond biedt Bran zijn excuses aan Mira aan voor de aanval van de wolven.