Arya | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
De Strijd der Koningen hoofdstuk | ||||||||||
POV | Arya Stark | |||||||||
pagina | 375 (Andere versies) | |||||||||
Hoodstuk chronologie(All) | ||||||||||
|
Arya VII is het dertigste hoofdstuk van het boek De Strijd der Koningen. Het wordt verteld vanuit het oogpunt van Arya Stark.
Samenvatting[]
Arya Stark werkt nu als Wezel in Harrenhal en bracht berichten van Wisch rond in het inmense bouwwerk, of ze maakte schoon. 's Nachts fluisterde ze nog steeds haar gebed. Ze bleef in het kasteel ook goed op de hoogte van al het nieuws van wat er in het land gebeurde.
Ook leerde ze de Bloedige Mommers kennen, een huurlingencompagnie in dienst van heer Tywin Lannister. Op een dag arriveerde ser Amaury Lors met nieuwe rekruten en Arya herkende enkele van hen, Rorg, Bijter en Jaqen H'ghar. Toen ze 's ochtends wakker werd zat Jaqen bij haar. Hij zegt haar dat ze hem drie levens schuldig is.
Pas een paar dagen geeft ze hem een naam: Keswijck. Drie dagen later lag de man dood in de plomp. Men sprak over het spook van Harrenhal, maar Arya wist beter.